De random gegenereerde flashcards hieronder zijn gestructureerd georganiseerd in drie groepen:
Groep 1: condities en aandoeningen die je in de klinische praktijk kan tegenkomen
Groep 2: acute situaties, spoed events of dingen die mis kunnen gaan
Groep 3: fysiologie; een fysiologisch onderwerp gerelateerd aan het onderwerp uit groep 1 of groep 2
Hoe gebruik je de IntensiveCare.help Flashcards?
Organisatie en structuur is belangrijk om in ‘het heetst van de strijd’ snel kritisch te kunnen denken, informatie te kunnen samenstellen en uiteindelijk besluiten te kunnen nemen. Het toepassen en trainen van structuur op alledaagse anesthesiologische scenarios verbeterd het vermogen tot het stellen van prioriteiten, besluitvaardigheid en communicatie.
Gebruik deze flashcards als ‘framework’ om een hypothetische klinische casus te creëren, te oefenen en jezelf of iemand anders op de proef te stellen. Klik uiteindelijk op de titel, het vergrootglas of het vraagteken om de informatie/antwoorden te tonen.
De flashcards kunnen ook gebruikt worden als leidraad bij simulatie scenario trainingen.
Ben je gestructureerd? Kan je denken als een intensivist? Succes! Klik onderaan de pagina op ‘Refresh’ voor een nieuwe casus.
NB. Ondanks een uitgebreid algoritme kan het voorkomen dat een combinatie tot een onwaarschijnlijk klinisch scenario leidt. Gebruik dan je fantasie of druk nogmaals op ‘Refresh’!
Aspergillus is een schimmel die alom voorkomt in onze leefomgeving. Mensen ademen onvermijdelijk elke dag de sporen of conidiën in, wat verschillende soorten klinische aandoeningen kan veroorzaken variërend van overgevoeligheid tot invasieve infectie. De term ‘aspergillose’ verwijst naar deze ziektegroep.
Belangrijke soorten zijn: Aspergillus fumigatus, niger, flavus en clavatus
Klinische presentatie
Spectrum van overgevoeligheidsreacties tot angio-invasieve ziekte
Allergische bronchopulmonale aspergillose (ABPA)
Kan evolueren van astma tot bronchiëctasieën en longfibrose
Aspergilloma
Schimmelbal in een reeds bestaande holte
Chronische necrotiserende pulmonale aspergillose
“semi-invasieve”: holtes of infiltraten die al dan niet hyfale invasie van weefsel vertonen
Onderliggende chronische longziekte
Langzaam ontstaand
Invasieve aspergillose: invasie van Aspergillus in bloed of orgaanweefsels
Invasieve pulmonale aspergillose
Symptomen: koorts, pleuritische borstpijn, dyspnoe, hoesten met evt. hemoptoë
Angio-invasieve aspergillose
Hematogene verspreiding
Endoftalmitis
Endocarditis
Abcesvorming
Dit artikel gaat met name over invasieve aspergillose.
Risicofactoren
Immunosuppressie
Ernstige en langdurige neutropenie
Gebruik van hoge doses glucocorticoïden
Andere geneesmiddelen of aandoeningen die leiden tot een chronisch verminderde cellulaire immuunreacties (bijv. immunosuppressiva, AIDS, stamcel- of orgaantransplantatie, chronische granulomateuze ziekte)
Ernstige influenza (op de IC) is een onafhankelijke risicofactor voor invasieve pulmonale aspergillose (~19%) en de combinatie is geassocieerd met een hoge mortaliteit (51%) 2
Invasieve aspergillose kan ook voorkomen bij ernstig zieke, niet immuungecompromitteerde, patiënten.
Pathofysiologie
De overdracht vindt plaats door geïnhaleerde sporen (conidiën). Aspergillose treedt vaak op bij een verminderde afweer.
Een histopathologisch kenmerk van infectie is vaatinvasie met infarcten en weefselnecrose.
Differentiaal diagnose
De risicofactoren voor alle invasieve schimmelinfecties zijn hetzelfde en verschillende schimmels kunnen invasieve infecties veroorzaken die klinisch en radiografisch gelijkend zijn op invasieve aspergillose.
Het is belangrijk om een microbiologische diagnose vast te stellen omdat de behandeling afhankelijk is van de geïsoleerde soort.
Aanvullend onderzoek
Een serumgalactomannan en BAL voor galactomannan wordt geadviseerd bij:
IC-patiënten met klinisch relevante onverklaarde afwijkingen op X- of CT-thorax die een positieve Aspergillus-kolonisatiecultuur hebben in een respiratoir monster en risicofactoren voor IC-gerelateerde aspergillose (corticosteroïden, COPD, sepsis of klassieke EORTC-risicofactoren voor aspergillose)
IC-patiënten met een door PCR bevestigde influenza. In deze groep tevens een bronchoscopie voor uitsluiten tracheobronchitis.
EORTC-criteria
Een patient voldoet aan de EORTC-criteria voor een ‘possible’, ‘probable’ of ‘proven’ invasieve pulmonale aspergillose na het verrichten van een BAL (en verkrijgen van materiaal voor kweek/Aspergillus galactomannan en moleculaire resistentiebepaling) 3.
EORTC: European Organisation for Research and Treatment of Cancer
Bewezen: (proven)
Histopathologie (hyphae) vanuit naald aspiratie of biopt met geassocieerde weefsel beschadiging of Positieve kweek van longweefsel
Waarschijnlijk: (probable)
Host Factor (bijv. neutropenie >10 dagen of GvHD behandeld met systemische immunosuppressieve therapie) plus Microbiologisch criterium: kweek van sputum of BAL vloeistof; of positieve directe kleuring voor schimmel in sputum of BAL vloeistof; of positieve antigeen test in BAL vloeistof (OD index ≥0.8) of serum (OD index ≥ 0.5) plus Specifieke CT afwijkingen
Mogelijk: (possible)
Host factor plus Specifieke CT afwijkingen zonder Een microbiologisch criterium
Galactomannan
Serum galactomannan: screeningstest van een antigeen op de celwand van Aspergillus
Sensitiviteit is 71% en specificiteit is 89% (o.b.v. meta-analyse van studies met verschillende cut-off waardes, optimale cutt-off is ≥0.5) 4,5
Serum-galactomannan-spiegels vervolgen kan nuttig zijn als vroege marker van therapeutisch succes of falen bij invasieve aspergillose 6
Sputum / BAL:
Galactomannan
Cut-Off index (optical density, OD)
OD <0.5: hoge sensitiviteit
OD ≥0.8: optimaal
Sensitiviteit 86.4%
specificiteit 90.7%
OD ≥3.0: hoge specificiteit
specificiteit 100% 7
Aspergillus resistentie PCR (Cyp51 PCR voor de aanwezigheid van mutaties geassocieerd met azol-resistentie)
Een kweek van sputum of materiaal verkregen door “diep uitzuigen” is niet specifiek en vervangt de BAL niet (er is mogelijheid dat er sprake is van kolonisatie van de luchtwegen).
Bij geen diagnose na BAL: indien mogelijk transthoracale punctie bij focale leasies: PA en microbiologisch onderzoek: CFW (Calcofluor-white) kleuring en schimmelkweek
Beleid
Cardiopulmonale ondersteuning en monitoring
Behandel onderliggende oorzaak. De belangrijkste therapeutische ingreep is, indien mogelijk, het herstellen van de immuniteit.
Starten van antifungale behandeling volgens lokale adviezen.
Bij possible, probable of proven aspergillose volgens EORTC-criteria.
Bij IC-patiënten starten indien relevante onverklaarde radiologische afwijkingen op X-thorax of CT-thorax en een microbiologisch criterium (serum galactomannan, BAL galactomannan of aanwijzingen tracheobronchitis bij Influenza pneumonie) 5.
Invasieve aspergillose
Volgens lokale adviezen
In Nederland werd de voorbije 10 jaar een belangrijke toename van de resistentie van Aspergillus fumigatus tegen azol vastgesteld. In 2017 bedroeg de landelijke resistentie 13% tot 35% 5.
Het wordt aanbevolen om bij de initiële therapie voor IC-patiënten de azol-resistente Aspergillus mee te dekken totdat de gevoeligheid is bevestigd 5
Sherif R, Segal BH. Pulmonary aspergillosis: clinical presentation, diagnostic tests, management and complications. Current Opinion in Pulmonary Medicine. April 2010:1. doi:10.1097/mcp.0b013e328337d6de
2.
Schauwvlieghe AFAD, Rijnders BJA, Philips N, et al. Invasive aspergillosis in patients admitted to the intensive care unit with severe influenza: a retrospective cohort study. The Lancet Respiratory Medicine. October 2018:782-792. doi:10.1016/s2213-2600(18)30274-1
3.
De Pauw B, Walsh TJ, Donnelly JP, et al. Revised Definitions of Invasive Fungal Disease from the European Organization for Research and Treatment of Cancer/Invasive Fungal Infections Cooperative Group and the National Institute of Allergy and Infectious Diseases Mycoses Study Group (EORTC/MSG) Consensus Group. CLIN INFECT DIS. June 2008:1813-1821. doi:10.1086/588660
4.
Pfeiffer CD, Fine JP, Safdar N. Diagnosis of Invasive Aspergillosis Using a Galactomannan Assay: A Meta-Analysis. Clinical Infectious Diseases. May 2006:1417-1727. doi:10.1086/503427
Maertens J, Buvé K, Theunissen K, et al. Galactomannan serves as a surrogate endpoint for outcome of pulmonary invasive aspergillosis in neutropenic hematology patients. Cancer. December 2008:355-362. doi:10.1002/cncr.24022
7.
D’Haese J, Theunissen K, Vermeulen E, et al. Detection of Galactomannan in Bronchoalveolar Lavage Fluid Samples of Patients at Risk for Invasive Pulmonary Aspergillosis: Analytical and Clinical Validity. Journal of Clinical Microbiology. February 2012:1258-1263. doi:10.1128/jcm.06423-11
Onder algehele anesthesie: EtCO2 meting en trend, t.o.v. PaCO2 (toename dode ruimte)3
Start
Benoem verdenking longembolie
Vraag hulp
Haal: defibrillator
Geef 100% FiO2, overweeg intubatie
Directe acties
Behandel hypotensie met vochtresuscitatie, vasopressie en inotropica
Indien geen pulsaties: start BLS
Formuleer DDx volgens ABC-systematiek en behandel
Differentiaal diagnoses
Trombo-embolie
Laat alteplase (=actilyse) komen
Trombolyseer bij hemodynamische instabiliteit:
10mg alteplase IV als bolus
Gevolgd door 90 mg in 2 uur IV (gewicht < 65 kg: max. 1,5mg/kg)
Overleg met vasculaire geneeskunde en radioloog over lokale trombolyse of trombosuctie
Vetembolie
Overweeg diagnose bij orthopedische ingrepen of na schachtfractuur
Geef symptomatische ondersteuning
Luchtembolie (onwaarschijnlijk op IC, peroperatief mogelijk)
Zoek en sluit toegang van embolus af
Vul wond met NaCl 0,9%
Plaats chirurgische locatie onder hartniveau
Aspireer lucht vanuit centrale lijn
Positioneer patiënt in left-lateral-tilt
Overweeg thoraxcompressies (ook zonder hartstilstand)
Overweeg TEE (ivm rechterventrikelfunctie en lucht)
Referenties
1.
Stein PD, Beemath A, Matta F, et al. Clinical Characteristics of Patients with Acute Pulmonary Embolism: Data from PIOPED II. The American Journal of Medicine. October 2007:871-879. doi:10.1016/j.amjmed.2007.03.024
2.
Kasper W, Konstantinides S, Geibel A, et al. Management Strategies and Determinants of Outcome in Acute Major Pulmonary Embolism: Results of a Multicenter Registry. Journal of the American College of Cardiology. November 1997:1165-1171. doi:10.1016/s0735-1097(97)00319-7
3.
Riaz I, Jacob B. Pulmonary embolism in Bradford, UK: role of end-tidal CO2 as a screening tool. Clin Med. April 2014:128-133. doi:10.7861/clinmedicine.14-2-128
Weerstand wordt gemeten in cmH2O/L/s en omvat de energie die verloren gaat als wrijving door de flow. Flow is een functie van de drukgradiënt en de weerstand. In de luchtwegen zijn er verschillende types van flow waarbij weerstand een belangrijke rol speelt.
Types van flow
Stroming kan laminair of turbulent zijn. In laminaire omstandigheden is de stroming evenredig met de driving pressure, terwijl in turbulente omstandigheden de stroom evenredig is met de vierkantswortel van de driving pressure.
Reynoldsgetal
Het type flow kan voorspeld worden met het Reynoldsgetal.
Reynoldsgetal = \frac {D \times p \times v }{ \eta }
D: diameter
p: gasdichtheid
v: snelheid
n: gas viscositeit
Een Reynoldsgestal van:
<2000 is overwegend laminaire flow
2000 – 4000 is ‘overgangs’-flow, laminair veranderd in turbulent
> 4000 is overwegend turbulente flow
Laminaire flow
De laminaire flow is evenredig met de driving pressure
Ervan uitgaande dat de luchtweg recht is en onvertakt
De relatie tussen de drukgradiënt en de stroomsnelheid is lineair en kan worden weergegeven door de vergelijking van Ohm ∆P = stroomsnelheid × weerstand
De weerstand kan worden beschreven met de vergelijking van Hagen-Poiseuille:
R={\dfrac {8\eta l}{\pi r^{4}}}
waarbij:
R: weerstand
η: viscositeit
l: lengte
r: radius
Determinanten van de luchtwegweerstand
Hierboven staan dus de determinanten die de weerstand beïnvloeden, waarbij de radius de factor is die het meest beïnvloed kan worden in vivo:
Longvolume: De luchtwegradius neemt toe wanneer het longvolume groter wordt als gevolg van tractie op de luchtwegen (totdat er dynamische hyperinflatie optreedt, waarna de luchtwegen weer worden samengedrukt)
Gas kan het uiteinde van de buis bereiken ook als het stroomvolume kleiner is dan het volume van de buis
Dit komt omdat gas dat in contact komt met de wand in wezen onbeweeglijk is, althans in theorie. Het gas langs de wand blijft dus in de buis cq. de luchtwegen
Dus alveolaire ventilatie kan plaatsvinden ook als het teugvolume kleiner is dan het volume van de anatomische dode ruimte, zoals bij ‘high frequency oscillatory ventilation’.
Turbulente flow
Hoge stroomsnelheden en vertakkingen van de luchtwegen verstoren de laminaire stroming en maken de flow turbulent.
Met name in de bovenste luchtwegen waar de stroomsnelheid hoog is en er regelmatig vertakkingen en veranderingen in de diameter zijn
Deze flow is evenredig met de vierkantswortel van de driving pressure. Met andere woorden, naarmate de drukgradiënt toeneemt, neemt de flow minder toe (d.w.z. de relatie is niet lineair).
De weerstand is hoger dan bij laminaire flow en neemt toe in verhouding tot de flowsnelheid en kan niet worden beschreven met de traditionele Hagen-Poiseuille-vergelijking
De weerstand bij turbulente flow kan verminderd worden door de flow minder turbulent te maken door het Reynoldsgetal te beïnvloeden. De gasdichtheid is de belangrijkste bepalende factor voor het al dan niet turbulent zijn van de stroming (zie de formule van het Reynoldsgetal).
Helium (bijvoorbeeld Heliox, een mengsel van helium en zuurstof) kan de gasdichtheid verlagen, zo vergroot helium de kans dat laminaire stroming optreedt in vernauwde (bovenste) luchtwegen, en dit vermindert de weerstand en bevorderd de flow in. Dit effect is groter in bovenste luchtwegproblematiek dan in onderste luchtwegproblematiek.
Overgangsflow
Overgangsflow vindt plaats bij takken en hoeken in de luchtwegen, zoals in de meeste bronchiën.
Weerstand en mechanische beademing
De luchtwegweerstand tijdens mechanische positieve druk beademing is te meten in de drukcurve bij volume gecontroleerde beademing door middel van ‘inspiratory pause’. Tevens is het ‘break point’ tijdens de eerste fase van de inspiratie een punt dat de bijdrage van de luchtwegweerstand differentieert van de longcompliantie.
Inspiratory pause
Bij volume gecontroleerde beademing wordt de druk gegenereerd door een constante flow, de longcompliantie, de luchtwegweerstand en het teugvolume. Door de inspiratie te beëindigen en de adem in te houden, wordt de bijdrage van de weerstand geëlimineerd en blijft alleen de druk over die afhankelijk is van de longcompliantie en het teugvolume. Zie de bovenstaande schematische weergave van de drukcurve bij een volume gestuurde ademteug.
Het verschil tussen peak pressure en plateau pressure is toe te schrijven aan de luchtwegweerstand.
Het is de druk die nodig is geweest om de luchtwegweerstand te overbruggen bij een bepaalde flow (de eenheid is: cmH2O/L/s).
De meest nauwkeurige manier om dit te meten is bij een verslapte patiënt. De meeste ventilatoren kunnen dit automatisch.
Onderstaande formule kan ook worden gebruikt:
R = \frac{P_{peak[cmH2O]}-P_{plat[cmH20]}}{Flow_{[L/s]}}
Echter beïnvloeden meerdere factoren deze daling van peakdruk naar plateaudruk:
De vroege daling van de druk zou volledig te wijten zijn aan de luchtwegweerstand.
De langzamere, meer geleidelijke afname die later gezien kan worden is een combinatie van weefselontspanning en gasdistributie (evenwicht) tussen longeenheden met verschillende tijdconstanten (het pendelluft effect genoemd).
Te zien bij ziektes met een heterogeen longbeeld.
Bij een normaal respiratoir systeem wordt waarschijnlijk weinig pendelluft waargenomen
Dit is wel de reden waarom de aanbevolen duur van een inspiratoire pauze ongeveer 2 seconden is.
Break point
Het ‘breakpoint’ is het punt waarop de luchtwegweerstandsdruk is overwonnen en de longen beginnen te vullen met lucht.
Het breekpunt wordt bepaald door de luchtwegweerstandsdruk. Dus hoe hoger de flow of hoe hoger de luchtwegweerdstand, hoe hoger het breekpunt.
Het breekpunt is meestal een subtiele verandering van de kromming, waarbij de gradiënt van de drukcurve verandert.
In de bovenstaande schematische weergave van de drukcurve bij een volume gestuurde ademteug heb ik dit breekpunt duidelijk weergegeven.
Interpretatie ventilator curves
Tijdens mechanische beademing verklappen de beademingscurves veel over de mate van luchtwegweerstand en kunnen in een acute respiratoire situatie als diagnosticum fungeren waarmee de differentiaal diagnose dan gezocht kan worden in de determinanten van luchtwegweerstand.
Volume gestuurd / Volume control
Tijdens de inspiratie bij een volume gestuurde modus waarin de flow en volume wordt gecontroleerd door de ventilator, leidt de toename van de weerstand (R) tot een toename van het verschil tussen de alveolaire druk (de donkerrood gestippelde lijn in de drukcurve; waarbij dit eind-inspiratoir overeenkomt met de plateaudruk) en de luchtweg druk (rode lijn). Dit verschil heb ik aangegeven met de lichtrode pijlen.
In de expiratie vermindert de toename in R de maximale expiratoire flow (dronker groene pijlen) en verhoogt het de tijd die het ademhalingssysteem nodig heeft om volledig uit te ademen (licht groene pijl) 1. Dit heeft te maken met de relatie van weerstand en de tijdconstante van het respiratoire systeem.
Druk gestuurd / Pressure Control
Bij een druk gestuurde modus waarbij de inspiratie druk gecontroleerd is zal de toename in R leiden tot een afname van de inspiratoire en expiratoire flow (zie de groene flowcurve).
De tijd die nodig is om de inspiratie en expiratie te voltooien neemt toe.
Daardoor kan de inspiratie en expiratie vroegtijdig worden afgekapt (lichtgroene pijlen) 1.
Een groter teugvolume (eventueel gecombineerd met een betere recruitment en minder V/Q-mismatch of shunt) kan dan worden bereikt door de inspiratietijd te verhogen.
Auto-PEEP
Als de expiratoire flow bij de start van de volgende ademhaling niet nul bereikt ontstaat er airtrapping, leidend tot auto-PEEP of intrinsic PEEP genoemd.
Dit leidt ook tot een toename van dode ruimte ventilatie daar er geen volledige uitademing van CO2 plaatsvind.
Volledige CO2-uitademing vindt plaats tijdens het alveolaire gedeelte van het capnogram (oftwel de plateaufase van de etCO2-curve).
De gele pijl laat zien dat deze plateaufase niet bereikt kan worden bij een hoge weerstand.
In het geval van airtrappig is de longdeflatie onvolledig en begint de plateaudruk elke ademcyclus te stijgen omdat het volume van de eindinspiratie in de volgende cyclus toeneemt.
Auto-PEEP kan gemeten worden door een expiratory hold uit te voeren.
Referenties
1.
Correger E, Murias G, Chacon E, et al. Interpretation of ventilator curves in patients with acute respiratory failure. Medicina Intensiva (English Edition). May 2012:294-306. doi:10.1016/j.medine.2012.06.001